Een viool is een strijkinstrument met vier snaren. Je kunt er klassieke muziek op spelen, maar ook andere soorten muziek. De vier snaren van de viool zijn verschillend van dikte. Ze hebben ieder een eigen toon, een andere klank. Dat zijn de tonen G, D, A en E. Je kunt ze onthouden met het zinnetje ‘Geef De Aap Eten’. De G-snaar is de dikste en geeft de laagste toon. De E-snaar is het dunst en geeft de hoogste toon. Die vaste toon kun je veranderen door de snaar met je vinger in te drukken en korter te maken.
Wie viool wil leren spelen, kan daar op z’n derde al mee beginnen. Je begint op een kleine viool. Pas als je ongeveer tien jaar bent, zijn je armen lang genoeg voor een gewone viool. Je kunt viool leren spelen bij de muziekschool. Dan krijg je in je eentje les, of in een groepje. Als je de eerste keer met de strijkstok over een snaar strijkt, komt er meestal maar een lelijk krassend geluid uit. Door veel te oefenen, leer je hoe je precies met de strijkstok over de snaren moet gaan. Als je elke dag een half uurtje oefent, wordt je toon steeds mooier.